Een nieuw kwalificatiedossier, een aangescherpt toezichtskader, nieuwe examenstandaarden… De vernieuwingen in het onderwijs volgen elkaar in sneltreinvaart op. Hoe gaat uw organisatie om met dergelijke veranderingen?
Ik heb de afgelopen jaren diverse scenario’s de revue zien passeren. Ze bevinden zich ergens op het continuüm tussen ‘We beginnen opnieuw en nu echt’ en ‘Wij doen daar niet aan mee’.
Scenario 1: De blik teveel naar buiten gericht
‘Help, onze opleiding moet weer om. We kunnen weer bij nul beginnen.’ Bestaande structuren en systemen worden zonder pardon van tafel geveegd. Lopende projecten worden afgebroken. Sorry, vanaf morgen moet alles weer anders. Het management grijpt nieuwe eisen van buiten aan als de zoveelste kapstok voor de interne (re)organisatie. Het gevolg: opleidingsteams voelen zich terug bij af.
Scenario 2: De blik teveel naar binnen gericht
‘Overheid en controlerende instanties bemoeien zich steeds meer met de inhoud van het onderwijs. We kunnen onze eigen identiteit niet kwijt binnen deze kaders. Alles moet op papier en meetbaar zijn. Dat haalt het leven uit ons onderwijs!’ Het gevolg: De hakken gaan in het zand. De organisatie doet geen moeite om de taal van de ‘buitenwereld’ te spreken. De organisatie wordt daarop afgerekend onder het motto: ‘onbegrepen maakt onbemind’.
In beide scenario’s wordt het eigene van de organisatie te weinig op waarde geschat.
In het eerste scenario verkoopt de organisatie haar ziel aan de duivel. Denk aan scholen en ouders die hun kinderen suf laten oefenen op de citotoets om vooral die scores maar op te krikken. Middel wordt tot doel. In het tweede scenario blijft de ziel verborgen in de donkere krochten van de eigen organisatie. De opgebouwde expertise voor een bijzondere doelgroep of een eigen kijk op onderwijs wordt niet gedeeld. Soms zelfs niet eens met de eigen collega’s! Een gemiste kans!
De derde weg: regelmatig wisselen van perspectief
In werkelijkheid komen deze scenario’s minder extreem en in een gemixte vorm voor. Het ene moment vraagt bezinning op en versterking van de eigen identiteit en visie, het andere vraagt een vertaalslag naar de eisen van wetgevers en toezichthouders. Het is daarbij steeds de kunst de taal te spreken van de buitenwereld, zonder de eigen identiteit te verloochenen. Als er aandacht is voor beide invalshoeken, dan versterken ze elkaar!